Vertaling van muerto

Inhoud:

Spaans
Nederlands
muerto {bn.}
afgestorven
dood 
overleden
ter ziele
muerto [m] (el ~) {zn.}
gestorvene
overledene
dode  [m]
morir {ww.}
sterven
versmachten
verscheiden
overlijden 
doodgaan

yo he muerto
has muerto
él/ella ha muerto

ik heb gestorven
jij hebt gestorven
hij/zij/het heeft gestorven
» meer vervoegingen van sterven

Todos los hombres deben morir.
Alle mensen moeten sterven.
Quiero morir con Getter Jaani.
Ik wil met Getter Jaani sterven.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

¿Muerto?

Dood?

El perro estaba muerto.

De hond was dood.

¡Desearía que estuvieses muerto!

Ik wou dat je dood was!

El loro está muerto.

De papegaai is dood.

El perro está muerto.

De hond is dood.

Un paso más, y serás hombre muerto.

Nog één stap en je bent dood.

El perro de mi vecino está muerto.

De hond van mijn buurman is dood.

Sin agua, los soldados podrían haber muerto.

Zonder water zouden de soldaten gestorven zijn.

Vivo o muerto, siempre te amaré.

Levend of dood, ik zal altijd van je blijven houden.

No sé si él está vivo o muerto.

Ik weet niet of hij dood of levend is.

El policía encontró al político muerto en su cuarto.

De politie trof de politicus dood aan in zijn kamer.

Todos mis amigos y mis familiares han muerto.

Al mijn vrienden en familie zijn dood.

Una mujer a la que se le ha muerto el marido es una viuda.

Een vrouw wier echtgenote is overleden is een weduwe.

Ella leyó la carta y así fue como se enteró de que estaba muerto.

Zij las de brief, en zo kwam ze te weten dat hij dood was.

Los doctores pensaron que estaba muerto, pero hoy en día todavía está vivo y saludable, y tiene un trabajo y una familia.

De dokter dachten dat hij dood was, maar vandaag is hij gezond en wel en hij heeft werk en een familie.


Gerelateerd aan muerto

morir