Vertaling van nariz

Inhoud:

Spaans
Nederlands
nariz [v] (la ~) {zn.}
neus [m]
Te sangra la nariz.
Je neus bloedt.
Quien se daña su nariz se daña su cara.
Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Te sangra la nariz.

Je neus bloedt.

Quien se daña su nariz se daña su cara.

Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.

"¿Sabes dónde está mi llave? No la veo por ninguna parte." "Entonces debes de estar mirando con tu nariz, porque está ahí en la mesa."

"Weet jij waar mijn sleutel is? Ik zie hem nergens." "Dan kijk je zeker met je neus, want hij ligt gewoon op tafel."