Vertaling van oír

Inhoud:

Spaans
Nederlands
oír {ww.}
horen 
verstaan 
vernemen
Lamento oír eso.
Het spijt me dat te horen.
Lamento oír eso.
Het spijt me dat te horen.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Lamento oír eso.

Het spijt me dat te horen.

Lamento oír eso.

Het spijt me dat te horen.

No quiero oír más excusas.

Ik wil geen smoesjes meer horen.

Habla claramente y hazte oír.

Spreek duidelijk en laat jezelf horen.

¿Estás listo para oír las malas noticias?

Ben je klaar om het slechte nieuws te horen?

¿Crees que los peces pueden oír?

Denk jij dat vissen kunnen horen?

¿Crees que los peces pueden oír?

Denk jij dat vissen kunnen horen?

Su único placer es oír música.

Haar enige genoegen is naar muziek te luisteren.

Tom quiere oír ambos lados de la historia.

Tom wil beide kanten van het verhaal horen.

No puedo oír nada a causa del ruido.

Ik hoor niks door het lawaai.

Estoy sorprendido de oír que los precios hayan subido tanto.

Ik ben verwonderd te horen dat de prijzen zo gestegen zijn.

Pudimos oír repicar las campanas de una iglesia cercana.

We konden het klokgelui van een nabijgelegen kerk horen.

Puedo oír a un gato arañando la ventana.

Ik hoor een kat aan het venster krabben.

Podemos oír la campana de la iglesia todas las mañanas.

We kunnen elke morgen de klok van de kerk horen.

Si vuelvo a oír una frase más acerca del tenis, me volveré loco.

Als ik nog één zin over tennis hoor, word ik gek.