Vertaling van paciente

Inhoud:

Spaans
Nederlands
paciente [m] (el ~) {zn.}
patiënt
Permitieron que el paciente subiera.
De patiënt mocht uit bed.
El doctor recetó medicina para el paciente.
De dokter schreef medicijnen voor voor de patiënt.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Permitieron que el paciente subiera.

De patiënt mocht uit bed.

El doctor recetó medicina para el paciente.

De dokter schreef medicijnen voor voor de patiënt.

¿Cómo sabes que el paciente no está fingiendo la enfermedad?

Hoe weet je dat de patiënt de ziekte niet veinst?

El paciente pronto se recuperará de su enfermedad.

De patiënt zal vlug herstellen van zijn ziekte.

No necesitamos una mente brillante que hable, sino un corazón paciente que escuche.

Wat we nodig hebben is niet een intelligente geest die spreekt, maar een geduldig hart dat luistert.