Vertaling van pastor

Inhoud:

Spaans
Nederlands
pastor [m] (el ~) {zn.}
herder 
cura [m] (el ~), sacerdote [m] (el ~), pastor [m] (el ~) {zn.}
priester 
pastoor  [m]
zielverzorger [m]
zielszorger [m]
pastor [m]
geestelijke  [m]
Tom es cura.
Tom is een priester.
El pastor dijo que Tom iba a arder en el infierno.
De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.
dómine, pastor protestante, pastor [m] (el ~) {zn.}
zielverzorger
zielszorger [m]
voorganger 
predikant
pastor [m]
dominee  [m]


Gerelateerd aan pastor

cura - sacerdote - dómine - pastor protestante