Vertaling van piano

Inhoud:

Spaans
Nederlands
piano [m] (el ~) {zn.}
piano 
klavier
Nancy tiene un piano.
Nancy heeft een piano.
Él tocaba el piano.
Hij speelde piano.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Nancy tiene un piano.

Nancy heeft een piano.

Es un viejo piano.

Het is een oude piano.

Él tocaba el piano.

Hij speelde piano.

¿Quién inventó el piano?

Wie heeft de piano uitgevonden?

¿Me permites tocar el piano?

Sta je me toe om piano te spelen?

Me gusta tocar el piano.

Ik speel graag piano.

Mi hija quiere un piano.

Mijn dochter wil een piano.

Mi mamá toca bien piano.

Mijn moeder kan goed piano spelen.

Ella sabe tocar el piano.

Zij kan piano spelen.

Jim la acompañó en el piano.

Jim begeleidde haar op de piano.

Mi hermana tiene un bonito piano.

Mijn zus heeft een leuke piano.

Ella toca el piano muy bien.

Zij speelt zeer goed piano.

Ella toca el piano todos los días.

Ze speelt elke dag piano.

Jane y yo tocamos bien el piano.

Jane en ik spelen goed piano.

Toca el piano mejor que yo.

Hij kan beter pianospelen dan ik.