Vertaling van tierra

Inhoud:

Spaans
Nederlands
tierra [v] (la ~) {zn.}
aarde  [v]
land  [o]
aardbodem 
grond [m]
bodem [m]
aardrijk  [o]
La tierra es redonda.
De aarde is rond.
¿Sentiste a la tierra moverse?
Voelde je de aarde bewegen?


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

La tierra es redonda.

De aarde is rond.

¿Sentiste a la tierra moverse?

Voelde je de aarde bewegen?

Los marineros vieron tierra firme.

De zeelui zagen land.

La Luna gira alrededor de la Tierra.

De maan draait rond de aarde.

Soy un ciudadano de la Tierra.

Ik ben een wereldburger.

La Tierra no es una esfera perfecta.

De aarde is geen volmaakte bol.

La Luna gira alrededor de la Tierra.

De maan draait rond de aarde.

Ellos creían que la Tierra es plana.

Ze geloofden dat de wereld plat was.

¿Celebran el Día de la Tierra?

Vier jij de Dag van de Aarde?

En el principio Dios creó los cielos y la tierra.

In het begin schiep God de hemel en de aarde.

En el principio Dios creó los cielos y la tierra.

In het begin schiep God de hemel en de aarde.

La tierra puede satisfacer nuestras necesidades, pero no nuestra avaricia.

De aarde kan voorzien in onze behoeften, maar niet in onze hebzucht.

Desde el espacio la Tierra parece bastante pequeña.

Vanuit de ruimte lijkt de Aarde tamelijk klein.

¿Cuál es más grande: el Sol o la Tierra?

Welke is groter, de zon of de aarde?

La superficie de la tierra es 70% agua.

Het aardoppervlak bestaat voor zeventig procent uit water.