Vertaling van turista

Inhoud:

Spaans
Nederlands
turista [m] (el ~) {zn.}
toerist 
Yo soy una turista.
Ik ben toerist.
También soy un turista.
Ik ben ook een toerist.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

También soy un turista.

Ik ben ook een toerist.

Yo soy una turista.

Ik ben toerist.

Tengo un visado de turista.

Ik heb een toeristenvisum.