Vertaling van venda

Inhoud:

Spaans
Nederlands
venda [v] (la ~) {zn.}
blinddoek [m]
vender {ww.}
verkopen 
wegdoen
vervreemden 
verhandelen
tappen
overdoen
Voy a vender mi casa.
Ik ga mijn huis verkopen.
¿A quién se lo ibas a vender?
Aan wie ging je het verkopen?
vendar {ww.}
omzwachtelen
zwachtelen
inzwachtelen
verbinden 

él/ella venda

hij/zij/het omzwachtelt
» meer vervoegingen van omzwachtelen

vendar, envolver {ww.}
omwikkelen
inbakeren
inzwachtelen
baken 

él/ella venda

hij/zij/het omwikkelt
» meer vervoegingen van omwikkelen



Gerelateerd aan venda

vender - vendar - envolver