Vertaling van verano

Inhoud:

Spaans
Nederlands
verano [m] (el ~) {zn.}
zomer 
zomertijd
El verano ha terminado.
De zomer is voorbij.
El verano terminó.
De zomer is voorbij.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

El verano ha terminado.

De zomer is voorbij.

El verano terminó.

De zomer is voorbij.

El verano terminó.

De zomer is voorbij.

Las vacaciones de verano terminaron.

De zomervakantie is voorbij.

El verano se ha ido.

De zomer is voorbij.

Las vacaciones de verano llegarán pronto.

Het is bijna zomervakantie.

En verano, los huevos se pudren rápido.

In de zomer worden eieren rap slecht.

Este es mi sombrero en el verano.

Dit is mijn zomerhoed.

Una golondrina sola no hace verano.

Eén zwaluw maakt nog geen zomer.

¿A dónde quieres ir este verano?

Waar wil je van de zomer heen gaan?

Una golondrina sola no hace verano.

Eén zwaluw maakt nog geen zomer.

Tuvimos pocos días soleados este verano.

We hebben weinig zonnige dagen gehad deze zomer.

Mi padre odia el calor del verano.

Mijn vader houdt niet van de zomerwarmte.

El verano pasado fuimos a Hokkaido.

Vorige zomer gingen we naar Hokkaido.

¿Cuándo comienzan tus vacaciones de verano?

Wanneer begint je zomervakantie?