Vertaling van virus

Inhoud:

Spaans
Nederlands
virus [m] (el ~) {zn.}
virus 
Mi anti-virus dejó entrar un virus.
Mijn anti-virus heeft een virus doorgelaten.
Un virus infectó el computador de Tom.
Een virus heeft Toms computer besmet.


Voorbeelden in zinsverband

Spaans
Nederlands

Mi anti-virus dejó entrar un virus.

Mijn anti-virus heeft een virus doorgelaten.

Un virus infectó el computador de Tom.

Een virus heeft Toms computer besmet.