Vertaling van date

Inhoud:

Frans
Nederlands
date [v] (la ~) {zn.}
datum  [m]
datering [v]
dagtekening [v]
Quelle est la date d'aujourd'hui ?
Welke datum is het vandaag?
Fixez une date pour la réunion.
Leg een datum vast voor de bijeenkomst.
dater {ww.}
dateren 
dagtekenen

je date
il/elle date

ik dateer
hij/zij/het dateert
» meer vervoegingen van dateren



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Quelle est la date d'aujourd'hui ?

Welke datum is het vandaag?

Quelle est ta date de naissance ?

Wat is je geboortedatum?

Fixez une date pour la réunion.

Leg een datum vast voor de bijeenkomst.

Tu te souviens de la date de naissance de ton père ?

Herinner je je de geboortedag van je vader?


Gerelateerd aan date

dater