Vertaling van face

Inhoud:

Frans
Nederlands
face [v] (la ~), figure [v] (la ~), visage [m] (le ~), bouille [v] (la ~) {zn.}
gezicht  [o]
porem
facie
toet [m]
aangezicht  [o]
gelaat [o]
Ton visage est pâle.
Je gezicht is bleek.
Lavez-vous le visage.
Was je gezicht.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Sa maison est en face de la mienne.

Zijn huis is aan de overkant van het mijne.

Il nous faut tous apprendre à faire face à cette situation.

We moeten allemaal leren omgaan met deze situatie.

Tout le monde est une lune et a une face cachée qu'il ne montre à personne.

Iedereen is een maan en heeft een donkere zijde die hij nooit aan iemand laat zien.

Un côté de la pièce est appelé « face » et l'autre, « pile ».

Een kant van een munt wordt 'kop' genoemd, en de andere zijde wordt 'munt' genoemd.


Gerelateerd aan face

figure - visage - bouille