Vertaling van feu

Inhoud:

Frans
Nederlands
feu [m] (le ~) {zn.}
vuur  [o]
Tuez-le par le feu !
Dood het met vuur!
N'oubliez pas d'éteindre le feu.
Vergeet niet het vuur uit te doen.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

As-tu du feu ?

Hebt ge een aansteker?

Le rideau prit feu.

Het gordijn heeft vlam gevat.

N'oubliez pas d'éteindre le feu.

Vergeet niet het vuur uit te doen.

Tuez-le par le feu !

Dood het met vuur!

Ma maison était en feu.

Mijn huis was aan het branden.

Vous êtes-vous arrêté au feu rouge ?

Zijt ge gestopt aan het rood licht?

Il mit le feu à sa propre maison.

Hij stak zijn eigen huis in de fik.

Il n’y a pas de fumée sans feu.

Waar rook is, is vuur.

Il fait froid : nous avons allumé un feu.

Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.

Mais à la fin il mit le livre au feu.

Maar uiteindelijk zette hij het boek op het vuur.

Il a secouru l'enfant de la maison en feu.

Hij redde het kind uit het brandende huis.

L'Homme est le seul animal à utiliser le feu.

De mens is het enige dier dat gebruik maakt van vuur.

Un petit feu de forêt peut facilement se répandre et rapidement devenir un grand incendie.

Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden.

Ne traverse pas la rue tant que le feu est rouge.

Steek de straat niet over wanneer het stoplicht rood is.