Vertaling van le samedi

Inhoud:

Frans
Nederlands
samedi [m] (le ~), sabbat [m] (le ~) {zn.}
zaterdag 
sabbat
Dimanche vient après samedi.
Zondag komt na zaterdag.
Je dois rendre le livre avant samedi.
Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.
le samedi {bw.}
op zaterdag
zaterdags


Gerelateerd aan le samedi

samedi - sabbat