Vertaling van lui

Inhoud:

Frans
Nederlands
il, lui {pers. vnw.}
hij
'ie


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Veuillez lui dire d'attendre.

Vraag hem alstublieft om te wachten.

Je lui ai parlé.

Ik sprak met haar.

Passons chez lui.

Laten we even bij hem aanwippen.

Elle cuisine pour lui.

Ze kookt voor hem.

Je la lui expliquerai.

Ik zal het aan hem uitleggen.

Je m'entends bien avec lui.

Ik kan goed met hem opschieten.

Lui et moi sommes enseignants.

Hij en ik zijn leraren.

Ne le lui reproche pas.

Geef haar er niet de schuld van.

Vous pouvez compter sur lui.

Op hem kan je rekenen.

La douleur lui était insupportable.

De pijn was voor hem onverdraaglijk.

Elle lui tendit sa veste.

Ze gaf hem zijn jas.

Tu devrais lui demander conseil.

Je moet hem om advies vragen.

Je lui disais bonne nuit.

Ik zei hem goedenacht.

Nous allâmes tous, sauf lui.

Ieder van ons, behalve hij, ging.

Je suis d'accord avec lui.

Ik ben het met hem eens.


Gerelateerd aan lui

il