Vertaling van mois

Inhoud:

Frans
Nederlands
mois [m] (le ~) {zn.}
maand 
J'ai déménagé le mois dernier.
Ik verhuisde een maand geleden.
Combien de livres lisez-vous par mois ?
Hoeveel boeken leest ge per maand?


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

J'ai déménagé le mois dernier.

Ik verhuisde een maand geleden.

Combien de livres lisez-vous par mois ?

Hoeveel boeken leest ge per maand?

Décembre est le dernier mois de l'année.

December is de laatste maand van het jaar.

L'exposition sera ouverte pour encore un mois.

De tentoonstelling blijft nog een maand geopend.

L'exposition sera ouverte pour encore un mois.

De tentoonstelling blijft een maand langer open.

Son frère est mort le mois dernier.

Zijn broer is afgelopen maand overleden.

Janvier est le premier mois de l'année.

Januari is de eerste maand van het jaar.

Elle était en Amérique le mois dernier.

Ze was afgelopen maand in Amerika.

Elle porte le même chapeau depuis un mois

Ze draagt nu al een maand dezelfde hoed.

Il se fait couper les cheveux une fois par mois.

Hij knipt zijn haar eens per maand.

J'ai arrêté de fumer il y a six mois.

Ik ben twee maanden geleden gestopt met roken.

Mon argent semble disparaître à la fin du mois.

Mijn geld schijnt aan het eind van de maand te verdwijnen.

Nous sommes restés là-bas pendant trois mois.

We zijn daar drie maanden gebleven.

Il se fait couper les cheveux une fois par mois.

Hij laat zijn haar eens per maand knippen.

Ils se sont mariés il y a trois mois.

Ze zijn drie maanden geleden getrouwd.