Vertaling van nuit

Inhoud:

Frans
Nederlands
nuit [v] (la ~) {zn.}
nacht  [m]
Elle travaille nuit et jour.
Ze werkt dag en nacht.
Il travaille toute la nuit.
Hij werkt de hele nacht.
nuire {ww.}
deren
schaden 
benadelen 

il/elle nuit

hij/zij/het deert
» meer vervoegingen van deren

nuire {ww.}
schaden 

il/elle nuit

hij/zij/het schaadt
» meer vervoegingen van schaden



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Bonne nuit !

Goedenacht.

Bonne nuit, maman.

Welterusten, mama.

Bonne nuit, Timmy.

Slaapwel, Timmy.

Il travaille toute la nuit.

Hij werkt de hele nacht.

Bonne nuit tout le monde !

Slaapwel iedereen!

La nuit a été longue.

Het was een lange nacht.

Je lui dis bonne nuit.

Ik wens haar een goede nacht.

Bonne nuit tout le monde !

Slaapwel iedereen!

Viens-tu ici chaque nuit ?

Kom je hier elke avond?

Elle travaille nuit et jour.

Ze werkt dag en nacht.

Je lui disais bonne nuit.

Ik zei hem goedenacht.

Bonne nuit. Fais de beaux rêves.

Slaapwel. Droom zoet.

Qu'as-tu fait la nuit dernière ?

Wat heb je afgelopen nacht gedaan?

Il a plu la nuit dernière.

Het heeft geregend vannacht.

Il a neigé toute la nuit.

Het heeft de hele nacht gesneeuwd.


Gerelateerd aan nuit

nuire