Vertaling van pain
Voorbeelden in zinsverband
Et un peu de pain.
En een beetje brood.
J'ai acheté un pain chez le boulanger.
Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
Où est passé tout le pain ?
Waar is al het brood gebleven?
As-tu du pain pour déjeuner ?
Eet je brood tussen de middag?
Mayuko mange du pain pour le petit déjeuner.
Mayuko eet brood voor het ontbijt.
Le pain est fait à partir de blé.
Brood wordt gemaakt van tarwe.
Donne-moi un morceau de pain, je te prie.
Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
Je n'ai rien mangé d'autre que du pain beurre.
Ik at niets anders dan brood en boter.
L'homme est en train de manger du pain.
De man eet brood.
S’ils n’ont pas de pain, qu’ils mangent de la brioche !
Als ze geen brood hebben, laat ze dan taart eten!
Mon petit déjeuner se compose habituellement de pain et de beurre.
Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.
Il y a des gens dans le monde si affamés que Dieu ne peut pas leur apparaître, sauf sous forme de pain.
Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.