Vertaling van plante

Inhoud:

Frans
Nederlands
plante [v] (la ~) {zn.}
plant 
Je veux donner une plante à maman.
Ik wil een plant aan mama geven.
plante [v] (la ~), plante du pied [v] (la ~) {zn.}
voetzool [v]
zool [v]
planter {ww.}
planten 
poten
aanplanten 

je plante
il/elle plante

ik plant
hij/zij/het plant
» meer vervoegingen van planten

En mars, la terre est encore trop froide pour planter dans le jardin.
In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten.


Gerelateerd aan plante

plante du pied - planter