Vertaling van réveiller

Inhoud:

Frans
Nederlands
réveiller {ww.}
wakker maken
opwekken
wekken
Va réveiller Marie.
Ga Mary wakker maken.
Il ne faut pas réveiller le chien qui dort.
Je moet geen slapende honden wakker maken.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Va réveiller Marie.

Ga Mary wakker maken.

Elle craignait de réveiller le bébé.

Ze was bang de baby wakker te maken.

Il ne faut pas réveiller le chien qui dort.

Je moet geen slapende honden wakker maken.