Vertaling van toit

Inhoud:

Frans
Nederlands
toit [m] (le ~) {zn.}
dak  [o]
kap
overkapping [v]
Le toit fuit.
Het dak is lek.
Tom est sur le toit.
Tom staat op het dak.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Le toit fuit.

Het dak is lek.

Tom est sur le toit.

Tom staat op het dak.

Chaque fois qu'il pleut, le toit fuit.

Iedere keer als het regent, lekt het dak.

Le toit de ma maison est rouge.

Het dak van mijn huis is rood.

Regarde la maison au toit rouge.

Kijk naar het huis met het rode dak.

Demain je vais jeter un melon d'eau du toit d'un immeuble de cinq étages, juste pour le plaisir.

Morgen gooi ik voor de lol een watermeloen van het dak van een vijf verdiepingen tellend gebouw.