Vertaling van téléphone

Inhoud:

Frans
Nederlands
téléphone [m] (le ~) {zn.}
telefoon  [m]
On te réclame au téléphone.
Er is telefoon voor je.
Ce téléphone est hors service.
Deze telefoon doet het niet.
téléphoner {ww.}
bellen 
telefoneren

je téléphone
il/elle téléphone

ik bel
hij/zij/het belt
» meer vervoegingen van bellen



Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Ils en discutèrent au téléphone.

Ze bespraken het via de telefoon.

On te réclame au téléphone.

Er is telefoon voor je.

Ce téléphone est hors service.

Deze telefoon doet het niet.

Puis-je utiliser ton téléphone ?

Mag ik je telefoon gebruiken?

Puis-je utiliser ton téléphone ?

Mag ik jouw telefoon gebruiken?

Qui a inventé le téléphone ?

Wie heeft de telefoon uitgevonden?

"Le téléphone sonne". "Je prends".

"De telefoon gaat over." "Ik zal hem wel opnemen."

Le téléphone ne fonctionne pas.

De telefoon doet het niet.

Mon numéro de téléphone est le 789.

Mijn telefoonnummer is 789.

L'Iphone est un téléphone portable extraordinaire.

De iPhone is een buitengewone mobiele telefoon.

Quand je leur téléphone, personne ne répond.

Als ik ze bel, neemt er niemand op.

Je lui ai parlé au téléphone.

Ik sprak met haar via de telefoon.

Connaît-elle votre numéro de téléphone ?

Kent zij uw telefoonnummer?

Le téléphone a sonné plusieurs fois.

De telefoon ging een paar keer over.

La plupart des jeunes ont un téléphone portable.

De meeste jongeren hebben een gsm.


Gerelateerd aan téléphone

téléphoner