Vertaling van virus

Inhoud:

Frans
Nederlands
virus [m] (le ~) {zn.}
virus 
Mon anti-virus a laissé passer un virus.
Mijn anti-virus heeft een virus doorgelaten.
Un virus a infecté l'ordinateur de Tom.
Een virus heeft Toms computer besmet.


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

Mon anti-virus a laissé passer un virus.

Mijn anti-virus heeft een virus doorgelaten.

Un virus a infecté l'ordinateur de Tom.

Een virus heeft Toms computer besmet.