Vertaling van visa

Inhoud:

Frans
Nederlands
visa [m] (le ~) {zn.}
visum [o]
J'ai un visa.
Ik heb een visum.
Tu ne peux entrer en Chine que si tu disposes d'un visa.
Je kan alleen naar China komen als je een visum hebt.
avoir pour but, viser {ww.}
bedoelen 


Voorbeelden in zinsverband

Frans
Nederlands

J'ai un visa.

Ik heb een visum.

J'ai un visa de tourisme.

Ik heb een toeristenvisum.

J'ai besoin d'un visa pour entrer dans ce pays.

Ik heb een visa nodig om dat land binnen te komen.

Tu ne peux entrer en Chine que si tu disposes d'un visa.

Je kan alleen naar China komen als je een visum hebt.


Gerelateerd aan visa

avoir pour but - viser