Vertaling van cosa

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
cosa, oggetto {zn.}
ding  [o]
voorwerp 
onderwerp
object
mikpunt
Dovete solamente promettermi una cosa.
Je moet me alleen één ding beloven.
C'è solo una cosa che possiamo fare ora!
Er is slechts één ding dat we kunnen doen nu!
cosa {zn.}
ding  [o]
voorwerp 


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Cosa manca?

Wat ontbreekt er?

Che cosa?

Wat?

Cosa fai?

Wat ben je aan het doen?

Cosa sarete?

Wat zult ge worden?

Non chieda cosa pensano. Chieda cosa fanno.

Vraag niet wat ze denken. Vraag wat ze doen.

Non m'interessa cosa faccia.

Het is mij gelijk wat hij doet.

Cosa vorreste che facessi?

Wat wil je dat ik doe?

Cosa state mangiando?

Wat eet je?

Cosa vorresti da bere?

Wat wilt ge drinken?

Vediamo cosa succederà.

Laten we zien wat er gebeurt.

Che cosa leggi?

Wat ben je aan het lezen?

Cosa devo portare?

Wat moet ik meenemen?

E ora cosa facciamo?

En wat doen we nou?

Cosa vuole che faccia?

Wat wil je dat ik doe?

Cosa state guardando?

Waarnaar kijk je?


Gerelateerd aan cosa

oggetto