Vertaling van giocare

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
giocare, suonare {ww.}
spelen 
voorspelen
uitvoeren 
I bambini devono giocare.
Kinderen moeten spelen.
Andammo al parco a suonare.
We gingen naar het park om te spelen.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

I bambini devono giocare.

Kinderen moeten spelen.

Abbiamo visto giocare i bambini.

We keken hoe de kinderen speelden.

A Mike piace giocare a pallacanestro.

Mike speelt graag basketbal.

A me piace giocare a baseball.

Ik houd ervan honkbal te spelen.

A noi piace giocare a calcio.

Wij houden van voetbal spelen.

Il ragazzo ha pochi amici con cui giocare.

Het jongetje heeft niet veel speelkameraadjes.

Siamo andate al parco per giocare a baseball.

We gingen naar het park om baseball te spelen.

Lui insiste per giocare a un altro gioco.

Hij staat erop nog een spel te spelen.


Gerelateerd aan giocare

suonare