Vertaling van ieri

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
ieri {bw.}
gisteren 
gister


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Sono arrivato qui ieri.

Ik kwam hier gisteren aan.

Avete lavorato ieri?

Heb je gisteren gewerkt?

Ho conosciuto Ken ieri.

Ik heb Ken gisteren ontmoet.

Dove siete andate ieri?

Waar ben je gisteren geweest?

Ieri è stato nuvoloso.

Gisteren was het bewolkt.

È schiattato ieri.

Hij is gisteren overleden.

Avete studiato ieri?

Hebt ge gisteren gestudeerd?

Ci sono andata ieri.

Ik ben er gisteren naartoe gegaan.

Ieri sera pioveva.

Het heeft gisteravond geregend.

Ieri era domenica.

Gisteren was het zondag.

Ieri era domenica.

Gisteren was het zondag.

L'ho aiutato ieri.

Ik heb hem gisteren geholpen.

Ieri ci siamo divertiti.

Wij hebben ons gisteren geamuseerd.

Ieri era giovedì.

Gisteren was het donderdag.

Ieri faceva freddo.

Het was gisteren koud.