Vertaling van persona

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
persona {zn.}
persoon 
personage [v]
Chi è questa persona?
Wie is die persoon?
Sono una persona.
Ik ben een persoon.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Ci andò di persona.

Hij ging er persoonlijk naartoe.

Chi è questa persona?

Wie is die persoon?

Sembra una brava persona.

Hij ziet er een goed mens uit.

Sono una persona.

Ik ben een persoon.

Una persona non può capire completamente un'altra persona.

Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.

Padre è una brava persona.

Vader is een goed mens.

Tom è una brava persona.

Tom is een goede vent.

Una persona chiamata Itoh vuole vederti.

Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

Era la pazienza fatta a persona.

Hij was het geduld in persoon.

Tu sei la persona più importante della mia vita.

Je bent de belangrijkste persoon in mijn leven.

Scrivete il vostro nome sulla lista e passatela alla persona seguente.

Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.

Un intellettuale è una persona che ha scoperto qualcosa più interessante del sesso.

Een intellectueel is iemand die iets interessanter ontdekt heeft dan sex.