Vertaling van ragazzo

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
ragazzo [m] {zn.}
jongen  [m]
knul
knaap [m]
Il ragazzo corse via.
De jongen liep weg.
Quel ragazzo non mangia.
Die jongen eet niet.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Il ragazzo corse via.

De jongen liep weg.

Quel ragazzo non mangia.

Die jongen eet niet.

Sono un ragazzo.

Ik ben een jongen.

Quale ragazzo è Masao?

Welke jongen is Masao?

Sono un ragazzo timido.

Ik ben een verlegen jongen.

Tu sei un bravo ragazzo.

Je bent een goede jongen.

Quel ragazzo è molto intelligente.

Die jongen is erg slim.

Il ragazzo porta gli occhiali.

Het jongetje draagt een bril.

Ogni ragazzo ha una bicicletta.

Elke jongen heeft een fiets.

Il ragazzo compra un cane.

De jongen koopt een hond.

Il ragazzo non cambiò la sua opinione.

De jongere bleef bij zijn mening.

Io ero infastidita dalla pigrizia del ragazzo.

Ik ergerde mij aan de jongen, omdat hij lui was.

Mi piacerebbe essere il tuo ragazzo.

Ik zou je vriendje willen zijn.

Il ragazzo tirò una pietra alla rana.

De jongen gooide een steen naar de kikker.

Il ragazzo ha pochi amici con cui giocare.

Het jongetje heeft niet veel speelkameraadjes.