Vertaling van scuola

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
scuola {zn.}
school  [v]
leerschool [v]
Le uniformi variano da scuola a scuola.
Uniformen verschillen van school tot school.
Vai a scuola.
Ga naar school.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Le uniformi variano da scuola a scuola.

Uniformen verschillen van school tot school.

Vai a scuola.

Ga naar school.

Dobbiamo andare a scuola.

Wij moeten naar school gaan.

Dovrei essere a scuola.

Ik moet eigenlijk op school zijn.

Dov'è la tua scuola?

Waar is je school?

Parliamone dopo la scuola.

Laten we er na school over praten.

Io vado a scuola.

Ik ga naar school.

Dov'è la scuola?

Waar is de school?

Bob è popolare a scuola.

Bob is populair op school.

Questa è la nostra scuola.

Dat is onze school.

Noi impariamo l'inglese a scuola.

Wij leren Engels op school.

La nostra scuola ha ottant'anni.

Onze school is 80 jaar oud.

Non voglio andare a scuola.

Ik wil niet naar school.

La scuola comincia in primavera.

School begint in de lente.

Ha cambiato scuola l'anno scorso.

Hij veranderde van school vorig jaar.