Vertaling van verità

Inhoud:

Italiaans
Nederlands
verità {zn.}
waarheid  [v]
La verità porta odio.
Waarheid baart haat.
Io scoprii la verità.
Ik ontdekte de waarheid.
verità {zn.}
waarheid  [v]
waarachtigheid [v]
Mi dirà la verità?
Zal je me de waarheid vertellen?
Finalmente ha scoperto la verità.
Uiteindelijk ontdekte hij de waarheid.


Voorbeelden in zinsverband

Italiaans
Nederlands

Mi dirà la verità?

Zal je me de waarheid vertellen?

La verità porta odio.

Waarheid baart haat.

Io scoprii la verità.

Ik ontdekte de waarheid.

Perché non dice la verità?

Waarom zegt hij de waarheid niet?

Finalmente ha scoperto la verità.

Uiteindelijk ontdekte hij de waarheid.

Conoscerete la verità, un giorno.

Eens zult ge de waarheid te weten komen.

È meglio che ti dica la verità.

Ik vertel je beter de waarheid.

A volte dire la verità fa male.

Soms doet het pijn de waarheid te spreken.

Nulla è bello come la verità.

Alleen de waarheid is schoon.

Io penso che sia importante dire la verità.

Ik vind het belangrijk om de waarheid te vertellen.