Vertaling van bellen

Inhoud:

Nederlands
Deens
bellen, aanbellen, luiden, schellen {ww.}
ringe på
ringe
bellen, doen rinkelen, rinkelen met, tokkelen {ww.}
ringe
telefoneren, bellen {ww.}
telefonere
bel (mv. bellen) [v], klok [v] {zn.}
klokke


Gerelateerd aan bellen

aanbellen - luiden - schellen - doen rinkelen - rinkelen met - tokkelen - telefoneren - bel - klok