Vertaling van fietsen

Inhoud:

Nederlands

Deens

fietsen, wielrijden {ww.}

cykle

fiets [m] (de ~), rijwiel [o] (het ~), tweewieler [m], zwijntje [o], velo, stalen ros {zn.}

cykel

Mijn fiets heeft een lekke band.

Min cykel er punkteret.

Is dit jouw fiets?

Er dette din cykel?

tweewieler [m] (de ~), fiets [m] (de ~), rijwiel [o] (het ~), zwijntje [o], velo, stalen ros {zn.}

cykel

Zijn fiets is blauw.

Hans cykel er blå.

Ik heb mijn fiets laten repareren.

Jeg fik min cykel repareret.