Vertaling van gis

Inhoud:

Nederlands
Deens
slim, bekeken, clever, gis, kien, pienter, snugger, bijtend, doordringend, fel, guur, schel, scherp, schril, snerpend {bn.}
skarp
doorzien, gissen, raden, inschatten {ww.}
gætte


Gerelateerd aan gis

slim - bekeken - clever - kien - pienter - snugger - bijtend - doordringend - fel - guur - schel - scherp - schril - snerpend - doorzien