Vertaling van maken

Inhoud:

Nederlands
Deens
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
gøre
lave
aflægge
Wat denk je, wat zou ze gaan doen?
Hvad tror du, hun vil gøre?
Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.
Du bliver ved med at lave de samme fejl gang efter gang.
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabrikere
herstellen, maken, repareren, verhelpen, verstellen {ww.}
reparere


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Wat hij zegt heeft niets met dit probleem te maken.

Hvad han siger har intet at gøre med dette problem.

Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.

Du bliver ved med at lave de samme fejl gang efter gang.

Om het allemaal nog wat erger te maken begon het ook nog eens te regenen.

For at gøre tingene værre begyndte det at regne.