Vertaling van school

Inhoud:

Nederlands
Deens
school [v], leerschool [v] {zn.}
skole
Waar is je school?
Hvor er jeres skole?
Ik wil niet naar school.
Jeg vil ikke gå i skole.
drift [v], groep, hoop, kudde, schare, school, set, stel, troep, zwerm, vlucht {zn.}
gruppe
bijbrengen, instrueren, leren, scholen {ww.}
undervise


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Deens

Waar is je school?

Hvor er jeres skole?

Bob is populair op school.

Bob er populær i skolen.

Ik vind school niet leuk.

Jeg kan ikke lide at gå i skole.

Ik wil niet naar school.

Jeg vil ikke gå i skole.

Ik ga te voet naar school.

Jeg går til skolen på gåben.

Hij vertrekt naar school om zeven uur.

Han tager af sted til skolen klokken syv.

Hij komt vaak laat op school.

Han kommer tit for sent til skole.

Ik ga te voet naar school.

Jeg går til skolen på gåben.

Onze school begint om acht uur.

Vores skole begynder klokken otte.

Ze was niet op school voor vijf dagen.

Hun har ikke været i skole i fem dage.


Gerelateerd aan school

leerschool - drift - groep - hoop - kudde - schare - set - stel - troep - zwerm - vlucht - bijbrengen - instrueren - leren - scholen