Vertaling van storten
Inhoud:
Nederlands
Deens
storten, strooien {ww.}
strø
gieten, plengen, schenken, storten, vergieten {ww.}
øse
betalen, dokken, storten, uitbetalen, uitkeren, voldoen {ww.}
betale
Laat mij voor het eten betalen.
Lad mig betale for middagen.