Vertaling van uitlopen

Inhoud:

Nederlands
Deens
uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden {ww.}
stige ud
gå ud
afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden {ww.}
afrejse


Gerelateerd aan uitlopen

uitgaan - uitkomen - uitstappen - uitstijgen - uittreden - afrijden - uitvaren - vertrekken - wegrijden