Vertaling van wonen
Inhoud:
Nederlands
Deens
gevestigd zijn, huizen, resideren, wonen {ww.}
bo
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Deens
We wonen in een huis.
Vi bor i et hus.
Mijn ouders wonen in Kioto.
Mine forældre bor i Kyoto.
We wonen in een huis.
Vi bor i et hus.
Mijn ouders wonen in Kioto.
Mine forældre bor i Kyoto.