Vertaling van aanwezig

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanwezig, present, tegenwoordig {bn.}
anwesend


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik was gisteren niet aanwezig op school.

Ich war gestern nicht im Unterricht.

Ze waren beiden niet aanwezig op de vergadering.

Beide waren bei der Versammlung nicht anwesend.

Hij was een week lang niet aanwezig op school.

Er war eine Woche nicht in der Schule.

Ik was niet aanwezig op school omdat ik ziek was.

Ich war nicht im Unterricht, da ich krank war.


Gerelateerd aan aanwezig

present - tegenwoordig