Vertaling van afname

Inhoud:

Nederlands
Duits
afname [v], aftrek [m], afzet [m], omzet {zn.}
Umsatz [m] (der ~)
Debit
Vertrieb [m] (der ~)
Absatz [m] (der ~)
afname [v], daling {zn.}
Abnahme [v] (die ~)
aanschaf [m], aankoop [m], afname [v], inkoop, koop, overname {zn.}
Kauf [m] (der ~)
Einkauf [m] (der ~)
Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Sie sparen ihr Geld für den Kauf eines Hauses.
Met het pak aan liep Dima het pashokje uit en verklaarde dat hij de aanschaf wilde doen.
Dima behielt den Anzug an, verließ den Umkleideraum und erklärte, dass er den Kauf tätigen wolle.


Gerelateerd aan afname

aftrek - afzet - omzet - daling - aanschaf - aankoop - inkoop - koop - overname