Vertaling van arts

Inhoud:

Nederlands
Duits
arts [m], dokter [m], geneesheer [m], medicus [m] {zn.}
Arzt [m] (der ~)
Doktor [m] (der ~)
Dank u wel, dokter.
Vielen Dank, Herr Doktor.
Jim houdt van de dokter.
Jim mag den Doktor.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik ben arts.

Ich bin Arzt.

Ik ben arts.

Ich bin Arzt.

Mijn vrouw is arts.

Meine Frau ist Ärztin.

Ik dacht dat hij een arts was.

Ich dachte, er wäre ein Arzt.

Is er een arts aan boord?

Ist ein Arzt an Bord?


Gerelateerd aan arts

dokter - geneesheer - medicus