Vertaling van baas

Inhoud:

Nederlands
Duits
baas [m], meester [m], heer, patroon {zn.}
Wirt [m] (der ~)
aanvoerder [m], baas [m], chef [m], hoofd [o], opperhoofd {zn.}
Chef [m] (der ~)
Anführer [m] (der ~)
Führer [m] (der ~)
Leiter [m] (der ~)
Oberhaupt [o] (das ~)
Vorgesetzter [m] (der ~)
Haupt [o] (das ~)
Waar is de baas?
Wo ist der Chef?
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
Mein Chef wurde zum Rücktritt gezwungen.
aanvoerder [m], baas [m], chef [m], meerdere, superieur {zn.}
Chef [m] (der ~)
Ik heb met mijn baas geslapen.
Ich habe mit meinem Chef geschlafen.
Je praat alsof je de baas bent.
Du redest, als wärst du der Chef.
aanvoerder [m], baas [m], chef [m], gebieder [m] {zn.}
Chef [m] (der ~)
Vorgesetzter [m] (der ~)
Leiter [m] (der ~)
Vorsteher [m] (der ~)
Oberhaupt [o] (das ~)
Herr [m] (der ~)
Häupling
Haupt [o] (das ~)
Befehlshaber [m] (der ~)
Heb je een goede verstandhouding met je baas?
Verstehst du dich gut mit deinem Chef?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Waar is de baas?

Wo ist der Chef?

Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.

Mein Chef wurde zum Rücktritt gezwungen.

Ik heb met mijn baas geslapen.

Ich habe mit meinem Chef geschlafen.

Je praat alsof je de baas bent.

Du redest, als wärst du der Chef.

Heb je een goede verstandhouding met je baas?

Verstehst du dich gut mit deinem Chef?

Het is onbeleefd om in het openbaar je baas voor gek te zetten.

Es ist unhöflich sich über seinen Chef in der Öffentlichkeit lustig zu machen.

"Onze baas heeft aangedrongen op die prijs," legde de verkoopster uit. "Maar weet u, u hoeft me geen 0,99 in kopeken te betalen. U mag meer betalen als u wilt."

"Unser Chef bestand auf dem Preis", erklärte die Ladeninhaberin. "Aber wissen Sie, Sie brauchen mir die 0.99 nicht in Kopeken zu bezahlen. Wenn Sie wollen, können Sie mehr bezahlen."


Gerelateerd aan baas

synoniemen

meester - heer - patroon - aanvoerder - chef - hoofd - opperhoofd - meerdere - superieur - gebieder