Vertaling van bezet
Inhoud:
Nederlands
Duits
bezet, bezig, in gesprek, volhandig {bn.}
besetzt
bekleden, beslaan, bezetten, bezig houden, in beslag nemen {ww.}
in Anspruch nehmen
besetzen
einnehmen
bekleiden
besetzen
einnehmen
bekleiden
ik bezet
jij bezet
hij/zij/het bezet
ich besetze
du besetzt
er/sie/es besetzt
» meer vervoegingen van besetzen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Het is bezet.
Es ist besetzt.
Zijt ge bezet morgennamiddag?
Hast du morgen Nachmittag zu tun?
De vergaderzaal is momenteel bezet.
Der Versammlungsraum ist gerade besetzt.
Ik ben bang dat de lijn bezet is.
Ich fürchte es ist besetzt.