Vertaling van boodschappen

Inhoud:

Nederlands
Duits
boodschappen {zn.}
Einkaufen [o] (das ~)
Einkauf [m] (der ~)
Ik doe iedere morgen boodschappen.
Ich gehe jeden Morgen einkaufen.
Hij ging boodschappen doen in een warenhuis.
Er ging im Kaufhaus einkaufen.
boodschap (mv. boodschappen) [v], commissie [v], opdracht [v] {zn.}
Bestellung [v] (die ~)
Kommission [v] (die ~)
Auftrag [m] (der ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik doe iedere morgen boodschappen.

Ich gehe jeden Morgen einkaufen.

Hij ging boodschappen doen in een warenhuis.

Er ging im Kaufhaus einkaufen.


Gerelateerd aan boodschappen

boodschap - commissie - opdracht