Vertaling van chocolade

Inhoud:

Nederlands
Duits
chocola [m], chocolade [m] {zn.}
Schokolade [v] (die ~)
Schoggi
Zussen en chocola maken het leven dragelijk.
Schwestern und Schokolade machen das Leben erträglich.
Wie wil er warme chocolade?
Wer will heiße Schokolade?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Wie wil er warme chocolade?

Wer will heiße Schokolade?

Ann heeft een zwak voor chocolade.

Anne hat eine Schwäche für Schokolade.


Gerelateerd aan chocolade

chocola