Vertaling van echtgenoot

Inhoud:

Nederlands
Duits
echtgenoot [m], man [m], gemaal {zn.}
Ehemann [m] (der ~)
Gespons
Gemahl [m] (der ~)
Gatte [m] (der ~)
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Er wird ein guter Ehemann sein.
Hij zal een goede echtgenoot zijn.
Er wird ein guter Ehemann sein.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ze haatte haar echtgenoot.

Sie hasste ihren Mann.

Wijlen haar echtgenoot was violist.

Ihr verstorbener Mann war Geiger.

Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.

Mein Mann verdient 100.000 $ pro Jahr.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

Er wird ein guter Ehemann sein.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

Er wird ein guter Ehemann sein.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

Er wird ein guter Ehemann sein.

Ze had haar echtgenoot niet graag.

Sie mochte ihren Mann nicht.

Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.

Sie wird ihren Mann für immer lieben.


Gerelateerd aan echtgenoot

man - gemaal