Vertaling van geur

Inhoud:

Nederlands
Duits
geur [m], odeur, parfum {zn.}
Parfüm [o] (das ~)
aroma [o], geur {zn.}
Duft [m] (der ~)
Aroma [o] (das ~)
Deze bloem geeft een sterke geur af.
Dieser Blume entströmt ein starker Duft.
luchtje [o], geur [m], lucht [v], reuk {zn.}
Geruch [m] (der ~)
geuren {ww.}
würzig riechen
Duft auströmen
aromatisch riechen
geuren, rieken, ruiken {ww.}
riechen
duften

ik geur

ich rieche
» meer vervoegingen van riechen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

De geur van rozen vulde de kamer.

Rosenduft erfüllte den Raum.

Deze bloem geeft een sterke geur af.

Dieser Blume entströmt ein starker Duft.


Gerelateerd aan geur

odeur - parfum - aroma - luchtje - lucht - reuk - geuren - rieken - ruiken