Vertaling van gisteren
Voorbeelden in zinsverband
Gisteren was het zondag.
Gestern war Sonntag.
Hij werd gisteren geopereerd.
Er wurde gestern operiert.
Gisteren was het zondag.
Gestern war Sonntag.
We hebben gisteren gehonkbald.
Wir haben gestern Baseball gespielt.
Tenniste je gisteren?
Haben Sie gestern Tennis gespielt?
Gisteren was ik gelukkig.
Gestern war ich glücklich.
Hij is gisteren overleden.
Er ist gestern entschlafen.
Gisteren was het donderdag.
Gestern war Donnerstag.
Het was heet gisteren.
Es war heiß gestern.
Hij is gisteren overleden.
Er ist gestern verschieden.
Wat overkwam je gisteren?
Was ist Ihnen gestern Abend passiert?
We hebben gisteren getennist.
Wir haben gestern Tennis gespielt.
Heb je gisteren gewerkt?
Hast du gestern gearbeitet?
Het was heet gisteren.
Gestern war es heiß.
Was Ken gisteren thuis?
War Ken gestern zu Hause?